Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prof·ploeg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord profploeg profploegen
verkleinwoord profploegje profploegjes

Zelfstandig naamwoord

de profploegv / m

  1. (sport) (economie) groep samenwerkende sporters die hun sport beroepsmatig beoefenen
     De winnaar van de tweede etappe van de Ronde van Kroatië is verrassender: de pas 19-jarige Olav Kooij sprintte naar zijn eerste overwinning sinds hij dit jaar de overstap maakte naar de profploeg van Jumbo-Visma.[1]
     In dat langetermijnplan passen ook talenten als Chris Hamilton en Lennard Kämna, die nu al vlieguren krijgen in de profploeg en van wie Sunweb hoopt dat ze stappen gaan zetten de komende jaren. "We willen het graag nú goed doen, maar ook de jaren daarna. Dan heb je de komende kopmannen nodig, die eerst nog in dienst rijden van Dumoulin, maar die het stokje daarna gaan overnemen. En die houden we het liefste binnenboord."[2]
     Bergsma is blij dat hij met zijn team eindelijk weer als profploeg door het leven kan. Aan stoppen heeft de 32-jarige olympisch kampioen van Sotsji geen moment gedacht: "Nee, daar is het nog geen tijd voor. Schaatsen is zo'n mooie sport en leeft enorm."[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Jakobsen sprint naar zevende seizoenszege, tiener Kooij juicht voor het eerst” (29 september 2021, 18:23), NOS
  2.   Weblink bron “Met Roche in de ploeg moet Dumoulin voor Tourwinst gaan” (5 september 2018, 16:22), NOS
  3.   Weblink bron “Schaatsploeg Anema sluit angstige periode af met nieuwe sponsor” (23 augustus 2018, 10:34), NOS