proefdraaien
- proef·draai·en
- samenstelling van proef en draaien
proefdraaien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
proefdraaien |
draaide proef |
proefgedraaid |
zwak -d | volledig |
- van een machine om de werking te kunnen beoordelen
- Tijdens het proefdraaien vlogen de wieken van de molen.
- van een proces om het te testen
- Wij gingen met de nieuwe operatiekamer eerst een weekje proefdraaien.
- Het woord proefdraaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "proefdraaien" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be