privéleraar
- Geluid: privéleraar (hulp, bestand)
- pri·vé·le·raar
- samenstelling van privé bn en leraar zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | privéleraar | privéleraren privéleraars |
verkleinwoord | privéleraartje | privéleraartjes |
de privéleraar m
- docent die aan één leerling tegelijk les geeft
- ▸ Antoine gaf privélessen in Frans. En mama had besloten dat ze niet alleen voor Duits maar voor elke taal het hoogste cijfer wilde halen. Dus zij, of misschien was het oma Christa, ging op zoek naar een privéleraar. Zo hadden ze elkaar ontmoet.[1]
- ▸ Van zijn aanvankelijke plan om zich op te sluiten in een klooster om de taal te leren zag Van Gaal af. Hij koos voor een privéleraar met wie hij dag in, dag uit een stapje verder kwam.[2]
- Het woord privéleraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Weblink bron Jesse Wieten“Het Duits van Van Gaal: 'Hij zat er niet mee zichzelf belachelijk te maken'” (Dinsdag 29 maart 2022), NOS