prison
- pri·son
- van Middelnederlands prison of direct herontleend aan Frans prison [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prison | prisons |
verkleinwoord | - | - |
het prison o
- (misdaad) plaats waar mensen vanwege een delict gevangen worden gehouden
- ▸ Het Diepe Dal' werd dan geruild voor een verbeteringsgesticht ergens in het Vlaamse land, Kortrijk of Brugge, ik weet het niet meer zo goed niet en dat verbeteringsgesticht had het regime van een prison.[2]
- Dit is Belgisch-Nederlands, maar ook in België geen standaardtaal. [3]
- Het woord 'prison' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- frequentie in teksten in het Nederlands uit België, op een 7-puntsschaal: [3]
- 3
- frequentie in teksten uit België, vergeleken met die in Nederland, op een 7-puntsschaal: [3]
- 1
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Rosalie niemand in: Ludo Permentier & Rik SchutzTypisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, prison
- ↑ 3,0 3,1 3,2 Ludo Permentier & Rik Schutz“Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, prison
- Geluid: prison (US) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈpɹɪzən/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
prison | prisons |
prison
- (misdaad) gevangenis
- «To be in prison.»
- In de gevangenis zitten.
- «To be in prison.»
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
prison | le prison | prisons | les prisons |
prison m