• pri·o·rij
  • Afgeleid van prior met het achtervoegsel -ij
enkelvoud meervoud
naamwoord priorij priorijen
verkleinwoord priorijtje priorijtjes

de priorijv

  1. een tweede huis van een bestaand klooster
  2. een klooster waar een prior of priorin/priores aan het hoofd staat
    • Dit klooster is een priorij. 
58 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be