primeur
- pri·meur
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eerste openbaarmaking van iets nieuws’ voor het eerst aangetroffen in 1885 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse primer met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | primeur | primeurs |
verkleinwoord | primeurtje | primeurtjes |
- eerste openbaarmaking van iets nieuws
- eerste voortbrengsel op kunstzinnig vlak
- Het woord primeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "primeur" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "primeur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ primeur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be