• pre·si·di·aal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen presidiaal presidialer presidiaalst
verbogen presidiale presidialere presidiaalste
partitief presidiaals presidialers -

presidiaal

  1. van of met betrekking tot een voorzitter
     Antoine en Victor deden al hun best om een gevecht te verhoeden, en ook Van Weerdt trachtte zijn presidiaal gezag te handhaven.[3]
  2. (politiek) van of met betrekking tot een regeringsleider
     Het gezag wordt zodoende in één persoon gesitueerd, waardoor het zichtbaarder wordt en echte binding tussen regering en geregeerden mogelijk maakt. En het bevordert, dat het gezag boven regionale- en groepsbelangen staat. Tegenover dit presidiaal gezag zal het parlement een eigen plaats vinden en een belangrijk tegenwicht kunnen bieden.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. presidiaal op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron “Jong Holland.”, 2e druk (1983), Querido, Amsterdam, ISBN 9021495775, p. 126
  4.   Weblink bron
    J. van der Hoeven
    Gallische democratie in: Tirade., 77 jrg. 7 nrs. 5 (mei 1963), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 346