presidentsperiode

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·si·dents·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord presidentsperiode presidentsperioden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de presidentsperiodev

  1. tijdperk dat iemand president is; tijdperk dat een president aan de macht is
     De nieuwe Zuid-Afrikaanse grondwet, die in 1995 werd aangenomen, vormde de kroon op Mandela's presidentschap. De wet verbood discriminatie van welke minderheid dan ook. Voor Mandela vormde de nieuwe grondwet een triomf, iets waar het in zijn verdere presidentsperiode aan ontbrak.[1]
     Als Clinton zich voor de volgende presidentsperiode kandideert, moet ze het mogelijk opnemen tegen een volgende kandidaat uit de Bush-familie. Zoon en broer van, Jeb Bush, is in de running bij de Republikeinen, al is zijn moeder daar tegen.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “De presidentsjaren van Mandela” (Donderdag 5 december 2013), NOS
  2.   Weblink bron “Doet ze het of doet ze het niet?” (Woensdag 30 april 2014), NOS