predictie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pre·dic·tie
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans prédiction [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | predictie | predicties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de predictie v
- voorspelling
- Of hij thuis een kristallen bol heeft weten we niet, maar onze hoogsteigen Frank Heinen waagde zich wel aan een voorzichtige predictie op het Sportjaar 2014. Speciaal voor u verklapt hij wat er het komende jaar op sportgebied te gebeuren staat. Ook de meest prangende sportvraag wordt beantwoord. En het antwoord erop luidt: ja, er komt een rondvaart door de grachten. [2]
- "Maar inmiddels komt toch steeds meer de nadruk te liggen op de vraag 'wat als...'. Er komt dus een stuk predictie bij kijken", zegt Vercraeye. "Niet dat wij marktaandelen voorspellen, maar er wordt ons wel steeds meer gevraagd een basisoriëntatie te geven." [3]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'predictie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "predictie" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ predictie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ HP de Tijd P. Geraedts 6 januari 2014 Weekoverzicht 1: Rellen in Veen, de ontmaskering van Astro-TV en lente-temperaturen
- ↑ De Standaard 4 februari 2003 door K. De Ruyter Marketing & Meningen. Marktonderzoek onder vuur
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be