Nederlands

 
predatie van een buffel door een leeuw
Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·da·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord predatie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de predatiev

  1. het vangen, doden en opeten door een organisme, meestal een dier, van een ander dier, het prooidier
     Ook in de afgelopen twee jaar had het paartje kraanvogels een nest in het afgesloten en meest kwetsbare deel van het veengebied. Helaas zijn de jongen toen door predatie omgekomen.[1]
     Met stijgende verbazing las ik vorige week in Het Parool over de bovenmatige predatie (opvreten) van weidevogels door mantelmeeuwen in Landelijk Noord.[2]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Peter Zandee
    “Voor eerst in 100 jaar vliegen weer jonge kraanvogels uit in Korenburgerveen bij Winterswijk” (21-06-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Roy Montijn
    “'Stadsecoloog, ga in gesprek met de boeren'” (21 augustus 2016), Het Parool
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be