présence
- pré·sen·ce
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | présence | - |
verkleinwoord | - | - |
- manier waarop iemands aanwezigheid indruk maakt op anderen
- Het is die innerlijke heftigheid die hem een onnavolgbare présence geeft op het toneel. [2]
- Het woord présence staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "présence" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ présence op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Buijs, M."‘Wij zijn ook Serviërs, het zit ook in ons’" in: De Volkskrant jrg. 74 nr. 21627 (1 september 1995); p. 23 (K&C 3) kol. 1; geraadpleegd 2018-10-02
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
présence | la présence | présences | les présences |
présence v