• po·ver·tjes

povertjes

  1. iets wat klein, onbeduidend en armoedig is
    • Op de achtergrond speelt geschuif van rechtbanken en gerechtshoven door de minister mee. Door het losweken van de rechtbank in Lelystad uit het arrondissement Zwolle, zou die in de Overijsselse provinciehoofdstad te povertjes worden. Verder haalt het gerechtshof Leeuwarden te weinig productie. Twentse hoger-beroepzaken, die nu in Arnhem dienen, zouden daar moeten worden behandeld. [1] 
    • Op basis van de resultaten in het eerste kwartaal van 2010 is een prognose gemaakt van de hoeveelheid ingezameld kunststof per huishouden per jaar in kilogram. De scores van stedelijke gemeenten als Enschede (4,8 kg), Almelo (7,2 kg) en Oldenzaal (7,8 kg) steken daarbij vrij povertjes af bij de resultaten van plattelandsgemeenten als Haaksbergen (12 kg), Hof van Twente (10,1 kg) en Losser (10,3). [2] 
    • Enschede heeft een imagoprobleem. Onderzoek wijst uit dat de toeristische uitstraling van de stad povertjes is. Vijfhonderd deelnemers aan het onderzoek beloonden Enschede met een kleine voldoende. [3] 
77 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]