Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pot·vor·mig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen potvormig potvormiger potvormigst
verbogen potvormige potvormigere potvormigste
partitief potvormigs potvormigers -

Bijvoeglijk naamwoord

potvormig

  1. vorm van een pot hebbend
    • Een onderaards gewelf, waarvan de opening potvormig in het midden van het binnenplein uitkwam, deed dienst als gevangenis. 

Gangbaarheid