postmeester
- Geluid: postmeester (hulp, bestand)
- post·mees·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | postmeester | postmeesters |
verkleinwoord |
de postmeester m
- (beroep) iemand die een postkantoor beheert (waar de paarden van de postkoets vervangen werden)
- ▸ Op het poststation Torzjok waren geen paarden, of de postmeester wilde er geen geven.[3]
- ▸ De postmeester van wie de kist was, leidde het posttransport tussen Zuid-Nederland en Frankrijk. Volgens Van der Linden vertellen de brieven mogelijk veel over de migratie tussen Nederland en Frankrijk in die jaren.[4]
- Het woord postmeester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ postmeester op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Ongeopende post uit 17e eeuw alsnog gelezen” (05-11-2015), NOS