Nederlands

 
[2] de posterij van Roeselare
Uitspraak
Woordafbreking
  • pos·te·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord posterij posterijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de posterijv

  1. (verouderd) (post) de postdienst, het postwezen, meestal wordt alleen de meervoudsvorm posterijen gebruikt
    • De Zwitserse posterijen zijn niet de enigen die met vliegende bezorging experimenteren. Ook pakketbezorger UPS, Amazon en Google zijn volop met dronebezorging aan het proefdraaien. [3] 
  2. (post) het postkantoor
    • ‘Dagelijks willen bezoekers een brief versturen of geld afhalen. Zowel onwetende Bruggelingen als toeristen die via Google of een toeristische gids hier terechtkomen’, zegt Lieselot Stevens van Sissy Boy. Met de grote rode brievenbus in de gevel en het opschrift posterijen oogt het gebouw nog als een postkantoor. ‘Na een jaar begon het toch vervelend te worden.’ Daarom prijkt aan de ingang nu het opschrift ‘dit is geen postkantoor’. [4] 
Hyponiemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. posterij op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tubantia 07-04-2017
  4. de Standaard DONDERDAG 28 SEPTEMBER 2017