Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [A] po·sje
  • [B] pos·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord posje posjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[A] de posjev / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) iemand die de wetten van Tora en traditie overtreedt, zondaar
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) eenvoudige, ongeletterde jood

Zelfstandig naamwoord

het posjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord pos

Verwijzingen