• pon·te·neur
enkelvoud meervoud
naamwoord ponteneur ponteneurs
verkleinwoord

het ponteneuro

  1. eergevoel dat neigt naar opschepperigheid
    • Hoewel Davis had kunnen volstaan met een wat dunner boek en hij met name over de laatste jaren minder opzienbarends te vertellen heeft (niet verrassend, gezien zijn leeftijd), blijft The Soundtrack Of My Life even leesbaar als leerzaam. Professionals van dit kaliber, met alle ponteneur die daarbij hoort, vormen nu eenmaal een zeldzaam, uitstervend ras in de amusementssector. [3] 
    • Mr. R. J. E. van Haarst, partner in de maatschap Staal & Van Haarst Advocaten te Winschoten (filialen in Appingedam en Groningen), presenteerde zich nogal opvallend aan de tafel van Pauw & Witteman, met het ponteneur van een dorpsnotabele. In talkshows mogen gasten over elk onderwerp meepraten, maar de ongeschreven regel luidt dat je daarbij enige maat dient te houden. Van Haarst deed dat nauwelijks: hij kapittelde GroenLinks-leider Bram van Ojik over het weglopen uit de begrotingsonderhandelingen („Nu heeft u helemaal niets!”) en viel onder de eindtune nog even Jan Slagter (Omroep MAX) frontaal aan, omdat bij de publieke omroep alle programma’s op elkaar lijken zouden. [4] 
  2. opschepper
  • [1] op zijn ponteneur staan
    ergens een erekwestie van maken