polyptiek

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  polyptiek    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• po·lyp·tiek

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veelluik’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1859
• afgeleid van het Griekse ptychē (vouw) met het voorvoegsel poly-

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	polyptiek	polyptieken
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

polyptiek v / o

1. een schilderij op paneel, dat uit meer dan drie delen bestaat

Verwante begrippen

• diptiek, triptiek, retabel

Gangbaarheid

• Het woord polyptiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "polyptiek" herkend door:

29 %	van de Nederlanders;
49 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.