poll
- poll
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘stemming’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- van Engels poll
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poll | polls |
verkleinwoord | - | - |
de poll m
- opiniepeiling, onderzoek waarbij mensen naar hun opvatting wordt gevraagd
- Volgens een poll in de krant waar bijna 400 lezers aan meededen wil driekwart van de bewoners graag een tweede supermarkt in het dorp.
- bindende stemming waar alle mensen uit een groep aan kunnen meedoen
- De nieuwe naam van de vereniging wordt bepaald door een poll onder de leden.
- Het woord poll staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poll" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "poll" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stevige voorsprong in Britse peiling voor "leave" (14 juni 2016) op website FInancieel Dagblad: fd.nl
- ↑ Dedeurwaerder, J.Professor Speleers: een biografie (2002) Perspectief Uitgaven, Amtwerpen; ISBN 9038202431; p. 204; geraadpleegd 2016-11-27
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- poll
- van Middelengels pol, polle "kruin"
enkelvoud | meervoud |
---|---|
poll | polls |
poll
- [2] poll tax