politoloog
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: politoloog (hulp, bestand)
- IPA: / ˌpolitoˈlox / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- po·li·to·loog
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans politologue
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | politoloog | politologen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de politoloog m
- (beroep) (politiek) iemand die stelselmatig het bestuur van samenlevingen bestudeert
- ▸ Bij deze synthese-activiteit is het type van de ‘pacificatiedemocratie’, zoals het door de Nederlandse politoloog A. Lijphart is ontwikkeld, als steunpunt genomen.[1]
Synoniemen
Opmerkingen
- Vooral gebruikt in Belgisch-Nederlands. [2]
Gangbaarheid
- Het woord politoloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Luc Huyse“Passiviteit, pacificatie en verzuiling in de Belgische politiek. Een sociologische studie.” (1970), Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, Antwerpen / Utrecht, ISBN 9002113374, p. 8
- ↑ Weblink bron Peter Bakema“Vlaams-Nederlands woordenboek.”, 2de druk (maart 2004), Standaard, Antwerpen / Het Spectrum, Utrecht, ISBN 90 712 0662 9, p. 255