politiewoordvoerder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·li·tie·woord·voer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord politiewoordvoerder politiewoordvoerders
verkleinwoord politiewoordvoerdertje politiewoordvoerdertjes

Zelfstandig naamwoord

de politiewoordvoerderm

  1. (beroep) iemand die naar buiten toe een politie-eenheid vertegenwoordigt en namens die eenheid het woord voert
    • De politiewoordvoerder sprak met de journalist over de aanslag. 
Vertalingen

Gangbaarheid