[1] vrouw met poffer
  • pof·fer
enkelvoud meervoud
naamwoord poffer poffers
verkleinwoord poffertje poffertjes

de pofferm

  1. ouderwets hoofddeksel voor vrouwen uit Noord-Brabant
  2. klein pistool
  3. iemand die op krediet koopt
  4. (voeding) een in een speciale pan met ondiepe putjes van een vloeibaar beslag gebakken lekkernij
79 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]