Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poep·lap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord poeplap poeplappen
verkleinwoord poeplapje poeplapjes

Zelfstandig naamwoord

de poeplapm

  1. geldbuidel, portemonnee
     Bovendien komt Thomas Martojo van Dekmantel Soundsystem draaien en natuurlijk is OOST ook gewoon een leuke tent. Wel een beetje duur trouwens: er mag maar liefst 23 euro uit de poeplap geschud worden om binnen te komen.[2]
  2. nutteloos persoon
     Alleen die poeplap van een vriend van haar was er. Lag te huilen op de bank.[3]
     Respectloze poeplap! Ik sta gister als een bitch op je te wachten voor jóúw afspraak bij de reclassering.[4]
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen

  1. poeplap op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Jan van der Meulen
    “Oud en nieuw 2017 in Groningen” (24 december 2017)
  3.   Weblink bron “Kleine stinkerd” (2009), Overamstel Uitgevers, ISBN 9789048803514, p. 180
  4.   Weblink bron
    Gabrielle la Rose
    “Niet geschikt voor publicatie” (2022), Overamstel Uitgevers, ISBN 9789048862474, p. 40