• poe·pie·doe·pie
  • reduplicatie van poepie met verandering van medeklinker
enkelvoud meervoud
naamwoord poepiedoepie
verkleinwoord - -

de poepiedoepiem

  1. (spreektaal) koosnaam die innige vertedering uitdrukt
    • We noemen elkaar zonder blikken of blozen o.a. (lekkere) apekeutel, poepiedoepie, (lekkere) drol, poepescheetje, scheet(je), schetepeteet of zelfs schetepoepekakkedeintje. [1]
stellend
onverbogen poepiedoepie
verbogen -
  1. (spreektaal) lief, vertederend
    • Nee hoor, het is niet wat je denkt…Justin is niet op een jongen, genaamd Phil. Het gaat hier om het allerliefste, cuteste, poepiedoepie, schattigste hondje dat we ooit hebben gezien! Dus, Ladies… Meet Phil, de nieuwe puppy van Justin! [2]