pluizerig
- plui·ze·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pluizerig | pluizeriger | pluizerigst |
verbogen | pluizerige | pluizerigere | pluizerigste |
partitief | pluizerigs | pluizerigers | - |
pluizerig [1]
- dat het veel pluizen bevat
- van haar dat het dun en droog is en daardoor alle kanten opspringt
- Iedereen heeft er wel eens last van: springerig en pluizerig haar dat maar niet onder controle te krijgen is. Guhl geeft je de controle terug met deze lijn. De shampoo, conditioner, masker en daily treatment ruiken niet alleen heel erg lekker (zeker niet onbelangrijk), maar ze herstellen de haarstructuur en maakt ruw haar weer glad. [2]
- stoffig, grijs en saai
- „Tien jaar geleden was het nog groot nieuws als je kon melden dat Katja Schuurman haar borsten had laten vergroten, maar dat is nu niet meer zo. Zelfs vrouwen in linkse, pluizerige kringen gaan naar de plastisch chirurg.” [3]
- Het woord pluizerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pluizerig" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 12 mei 2015 Juryrapport: Beauty - haar
- ↑ NRC Marcel Haenen 2 juni 2008 Een societyprinses die geen ijdel leeghoofd wil zijn
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be