Nederlands

 
ploegentijdrit
Uitspraak
Woordafbreking
  • ploe·gen·tijd·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ploegentijdrit ploegentijdritten
verkleinwoord ploegentijdritje ploegentijdritjes

Zelfstandig naamwoord

de ploegentijdritm

  1. een wielerwedstrijd waarin een groep samenwerkende wielrenners probeert een parcours sneller af te leggen dan andere groepen wielrenners
     De door hemzelf en alle sportjournalisten beloofde gouden medailIe van discuswerper Ricky Bruch veranderde in een achtste plaats, de 100 procent zekere gouden medaille van de Fàglum-broers op de 100 kilometer ploegentijdrit werd tot zilver gedevalueerd.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535