plavuis
- pla·vuis
- In de betekenis van ‘vloertegel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1453 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plavuis | plavuizen |
verkleinwoord | plavuisje | plavuisjes |
de plavuis m
- een tegel van steen, kunststof etc. om een vloer mee te bedekken
- Hij liet de plavuizen van schrik uit zijn hand vallen.
- ▸ Terwijl we door de smalle gangen liepen met hun gebarsten plavuizen die ruw aanvoelden als oude koeienhuid, viel me op dat de kamerheer zich vreemd voortbewoog. De zool van zijn linkerschoen was stukken dikker dan die van de rechter, en de stompe neus ervan stond scheef Wat voor groteske misvorming zou er onder dat ingevette leer schuilgaan?[2]
- Het woord plavuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plavuis" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "plavuis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be