Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vloer·te·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vloertegel vloertegels
verkleinwoord vloertegeltje vloertegeltjes

Zelfstandig naamwoord

de vloertegelm

  1. een tegel van keramiek, natuursteen, kunststof etc. om een vloer mee te bedekken
    • Hij liet de vloertegels van schrik uit zijn hand vallen. 
Synoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid