Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plas·ket·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plasketting plaskettingen
verkleinwoord plaskettinkje plaskettinkjes

Zelfstandig naamwoord

de plaskettingv / m

  1. (onderwijs) een ketting die een kind van de kleuterjuf of -meester moet lenen als een kleuter naar het toilet wil om te plassen