plantsel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plant·sel
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van planten met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plantsel | plantsels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- dat wat men heeft geplant om te laten groeien
- dat wat men van plan is om te planten
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord plantsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plantsel" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be