plagiaris
- pla·gi·a·ris
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘die plagiaat pleegt’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Latijnse plagiare met het achtervoegsel -aris [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plagiaris | plagiarissen |
verkleinwoord | - | - |
de plagiaris m
- iemand die plagiaat pleegt
- Het woord plagiaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plagiaris" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "plagiaris" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ plagiaris op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be