plagerig
- pla·ge·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | plagerig | plageriger | plagerigst |
verbogen | plagerige | plagerigere | plagerigste |
partitief | plagerigs | plagerigers | - |
plagerig
- geneid tot (vriendelijk of zelfs liefdevol) plagen
- (over de app hear) ‘Happy’ herhaalt geluiden in verschillende toonhoogtes, waardoor het lijkt alsof versies van jezelf je plagerig nadoen. En ‘office’ maakt van je omgeving een monotone geluidsbrij. [1]
- Het woord plagerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plagerig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Frank Huiskamp 17 mei 2016 NRC
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be