plager
- pla·ger
- Naamwoord van handeling van plagen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plager | plagers |
verkleinwoord |
de plager m
- iemand die iemand anders kwelt
- De vervelende jongen was een plager die alle meisjes aan de haren trok.
- iemand die iemand anders op een goedaardige wijze lastig valt
- Hij is een vrolijke plager die zelf ook wel tegen een grapje kan.
- Het woord plager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plager" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be