• pis·ke
  • afgeleid van  pis zn  met het achtervoegsel -ke
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord piske piskes

het piskeo het piskeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord pis
  2. dim. tant. (figuurlijk) onbeduidende, gemakkelijke zaak
    • Vergeleken daarmee is dat een piske.