• pin·lig
  • Afgeleid van het Noorse zelfstandige naamwoord pine met het achtervoegsel -lig.
Naar frequentie > 50000
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud pinlig pinligere pinligst
o enkelvoud pinlig
meervoud pinlige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
pinlige pinligere pinligste

pinlig

  1. gênant, netelig, pijnlijk
    «Pinlig ikke å kunne svømme»
    Pijnlijk niet zwemmen te kunnen

pinlig

  1. meticuleus
  • være pinlig nøyaktig
meticuleus zijn


pinlig

  1. verouderde spelling of vorm van pinleg tot 2012
(verouderd) onbepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van pinlig