pietermanachtigen
- (IPA in voorbereiding)
- pie·ter·man·ach·ti·gen
- pietermanachtig bn met de uitgang -en
- pietermanachtige zn met de uitgang -n
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pietermanachtigen | |
verkleinwoord |
de pietermanachtigen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pietermanachtige
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een onderorde Trachinoidei van de baarsachtigen (Perciformes )
- [2] baarsachtigen, stekelvinnigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
- [2] chiasmodontiden, pietermannen, zandspieringen
- [2] Braziliaanse eendenbek, champsodonten, Nieuw-Zeelandse krokodilvissen, opkijker, wadvissen of zandduikers, zandduikers, zuidelijke zandvissen
- Het woord 'pietermanachtigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.