• pes·te·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord pesterij pesterijen
verkleinwoord pesterijtje pesterijtjes

de pesterijv

  1. gedrag waarbij iemand herhaald en gedurende langere tijd door anderen bejegend wordt op manieren die leiden tot fysieke verwonding en/of psychisch lijden
    • Voor haar dankwoord positioneerde de 58-jarige Madonna zich ‘stevig’ achter de microfoon. Benen wijd, de microfoonstandaard er uitdagend tussen. Het grapje dat volgde was geen verrassing, maar vervolgens stak ze van wal, directer dan ooit, en bloedernstig. ,,Ik sta hier als een vloermat. O, ik bedoel een vrouwelijke entertainer. Dank u voor de erkenning om mijn 34-jarige carrière door te zetten in het licht van schaamteloos seksisme, misogynie, pesterij en ongenadig misbruik.” [2] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Amanda Kuyper 19 december 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be