Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • per·so·neels·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord personeelskamer personeelskamers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de personeelskamerv / m

  1. ruimte waar het personeel van een onderneming kan rusten
     De heisa van vandaag was in de personeelskamer ontbrand omdat overdag iemand zich in de smalle doorgang vanuit het buffet lomp had omgedraaid en daarbij per ongeluk de kelner Sysoj had aangestoten op het moment dat deze met gekromde rug, een vol dienblad op zijn opgeheven rechterhand, door de deur de gang op stormde.[1]
     Een middelbare school in Tilburg heeft de eindexamens aardrijkskunde ongeldig verklaard. Een tas met de havo-examens is dinsdag gestolen uit de personeelskamer.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  2.   Weblink bron “Examen Tilburg ongeldig na diefstal” (03-06-2010), NOS