personalistisch
- per·so·na·lis·tisch
- afgeleid van personalist met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | personalistisch | personalistischer | |
verbogen | personalistische | personalistischere | |
partitief | personalistisch | personalistischers | - |
personalistisch [1]
- op de persoonlijkheid betrekking hebbend, daarvan uitgaand
- op het personalisme betrekking hebbend
- Het woord personalistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.