Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • perk af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afperken

perk af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afperken
    • Ik perk af. 
  2. gebiedende wijs van afperken
    • Perk af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afperken
    • Perk je af? 


Gangbaarheid