• pe·ri·fra·se
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘omschrijving’ voor het eerst aangetroffen in 1720 [1]
  • afgeleid van frase met het voorvoegsel peri- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord perifrase perifrasen
perifrases
verkleinwoord perifrasetje perifrasetjes

de perifrasev

  1. retorische figuur die een begrip omschrijft door er eigenschappen, de omgeving of de werking van op te geven
54 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[3]