percussie
- per·cus·sie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘slag’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- Naamwoord van handeling van percuteren met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | percussie | percussies |
verkleinwoord | - | - |
- (muziek) slagwerk
- register op een elektronisch orgel dat een slag of knal geeft op het moment dat een toets wordt ingedrukt
- (medisch) beklopping van het lichaamsoppervlak
- percussie-instrument, percussiebuis, percussief, percussiegeweer, percussiegroep, percussiehamer, percussieklank, percussiemuziek, percussieslot, percussionist
- Het woord percussie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "percussie" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "percussie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ percussie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be