Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·nant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘steunpilaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1291 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord penant penanten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het penanto

  1. (bouwkunde) steunbeer in het fundament van een gebouw
  2. metselwerk in een gevel langs openingen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen