pelorie
- pe·lo·rie
- via modern Latijn peloria van Oudgrieks πελώριος (pelórios) "uitzonderlijk (groot) gevormd, monsterachtig"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pelorie | pelorieën |
verkleinwoord | - | - |
de pelorie v
- (plantkunde) afwijkende bloeiwijze met meer dan één draaisymmetrie, terwijl de bloeiwijze van de betreffende soort gewoonlijk alleen maar één spiegelsymmetrie kent
- Nog een afwijking is bij haar geconstateerd, n.l. het bestaan van anders gevormde bloemen en wel regelmatige bloemen, òf zonder spoor, òf met vijf sporen, aan dezelfde planten met de gewone bloemen. Linnaeus reeds ontdekte in 1742 deze monsterachtigheid of wonderlijkheid, die hij pelorie noemde, bij een Vlasbek in de buurt van Upsala en sedert wordt zij telkens opgemerkt. [1]
- Het woord 'pelorie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pelorie" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Uildriks, F.J. & V. Bruinsma"Vlasbek.—Linaria vulgaris." in: Plantenschat (1898) W. Noordhoff, Groningen; geraadpleegd 2019-11-25
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be