• peet·zoon
enkelvoud meervoud
naamwoord peetzoon peetzonen
peetzoons
verkleinwoord peetzoontje peetzoontjes

de peetzoonm [1]

  1. (familie) mannelijk petekind
     Rebecca Bloomwood Appartement B 251 W llth Street New York NY 10014 6 mei 2002, Geachte mevrouw Bloomwood, Dank u voor uw bericht van 30 april, en ik bevestig hierbij dat ik aan clausule twee heb toegevoegd afdeling `(f) Ik schenk en laat na aan mijn geweldige peetzoon Ernest, de somma van $1.000[2]
     De IRA blies bij Mullaghmore het bootje op dat Lord Mountbatten gebruikte tijdens zijn vakantie in Ierland. Behalve hijzelf kwamen ook de schoonmoeder van zijn dochter, zijn 14-jarige kleinkind (Charles' peetzoon) en diens 15-jarige vriend om het leven.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Shopaholic zegt ja” (2019), The House of Books, ISBN 9789044346176
  3.   Weblink bron “Beladen bezoek Charles aan Mullaghmore” (Donderdag 21 mei 2015, 11:17), NOS