• pa·tel·la
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord patella patella's
patellae
verkleinwoord

de patellav / m

  1. (anatomie) een dik, driehoekig bot aan de voorzijde van het kniegewricht
     Na zijn opgave werd hij onderzocht en daarbij werd een patella blessure aan zijn linkerknie geconstateerd waardoor hij twee weken niet mag fietsen.[1]
  2. (buikpotigen) Patella   een geslacht van slakken
  1.   Weblink bron
    vml
    “Niki Terpstra loopt domme knieblessure op en moet passen voor NK” (17/06/2016), De Standaard