• pas·tei·bak·ke·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord pasteibakkerij pasteibakkerijen
verkleinwoord - -

de pasteibakkerijv

  1. (bedrijf) vervaardiging van gebak uit deeg gevuld met gekruid vlees
    • Het meel mag geen vreemde stoffen bevatten, ook niet, door welke oorzaak ook, beschadigd zijn. Onder een bijzondere benaming echter, mogen wel meelmengsels verkocht worden met onschadelijke giststoffen, tot de pasteibakkerij bestemd. [2]
  2. (bedrijf) plaast waar gebak uit deeg gevuld met gekruid vlees wordt gemaakt
    • Ik trof er in de ganse stad drie boekhandels aan. De eerste was tevens een magazijn van hoeden; de tweede een bazaar van kinderspeelgoed; de derde een pasteibakkerij. [3]