1. Een passe-vite met verschillende zeven.
  • pas·se-vi·te
enkelvoud meervoud
naamwoord passe-vite passe-vites
verkleinwoord - -

de passe-vitev / m

  1. (kookkunst) handmolen om groente en ander niet te hard voedsel fijn te malen en te pureren
     Giet de aardappelen af en doe ze door de passe-vite.[1]
  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Evelien Van Renterghem e.a. (red.)
    “Variatie(s) op je bord! Dialect en jongerentaal voor eten en drinken.” (2007), Variaties vzw, Gent, ISBN 9789090224381, p. 188 kol. 2