partyboot
  • par·ty·boot
enkelvoud meervoud
naamwoord partyboot partyboten
verkleinwoord partybootje partybootjes

de partybootv / m

  1. passagiersschip waarop feesten en partijen georganiseerd kunnen worden
    • En die sfeer wordt volgens hen verpest door bezoekers die Amsterdam enkel gebruiken als decor voor de viering van hun allereigenste evenement. Dat kan op een partyboot zijn, op de bierfiets en straks allicht in de hottug. Er is altijd drank bij, en ze maken altijd een hoop lawaai.[1] 
    • Noem het kampvuurfilms. Tien jaar geleden nam ik deel aan een riviercruise van Moskou naar Sint-Petersburg. Elke avond vertoonden ze op de partyboot een film over kerken en kloosters, met steeds die gouden koepels, iconen en berkenbossen. Een diepe Russische bariton kabbelde daar een woordenbrij overheen met veel ‘traditie’, ‘moederland’ en ‘erfgoed’. Veertig Russen knikkebolden avond na avond rond dat scherm. Niet verveeld, niet geboeid, gewoon vredig. Alsof ze rond een kampvuur zaten.[2] 
98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Bas Blokker 30 juli 2015
  2. NRC Coen van Zwol 19 april 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be