parlevink
- par·le·vink
- afleiding van parlevinken [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parlevink | parlevinken |
verkleinwoord |
- (beroep) oorspronkelijk rondtrekkende verkoper, later vooral iemand die vanuit een bootje allerlei artikelen aan consumenten verkoopt
- vink die in de buurt van de vinkenbaan rondvliegt
- [1] parlevinker
vervoeging van |
---|
parlevinken |
parlevink
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parlevinken
- Ik parlevink.
- gebiedende wijs van parlevinken
- Parlevink!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parlevinken
- Parlevink je?
- Het woord parlevink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parlevink" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ parlevink op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be